09 apr Symposium “Gezond Fokken” 13-03-2024
Door: Paula de Jong. Op 13 maart organiseerde het Expertisecentrum Genetica Gezelschapsdieren van de Faculteit Diergeneeskunde Universiteit Utrecht (de Faculteit) het symposium genaamd ‘Gezond Fokken’.
Details: Paula de Jong
Datum: 13 Maart 2024
Locatie: Universiteit Utrecht
Prof. Dr. Debbie Jaarsma, decaan van de Faculteit Diergeneeskunde opende de avond met een inleiding waarvan hier een korte samenvatting:
Het Expertisecentrum Genetica Diergeneeskunde (ECGD) ontwikkelt nieuwe methodes om mogelijk erfelijke ziektes bij rashonden en -katten duurzaam tegen te gaan. Om deze doelen te bereiken steunt het ECGD op 4 pijlers;
-
- DNA databank van alle honden, absoluut noodzakelijk voor genetische onderzoeksprojecten.
- Fit2breed, een soort ‘tinder’ voor honden waarbij wordt gekeken naar het DNA van ouderdieren om te kijken of er kans is op erfelijke aandoeningen of ziektes bij een ‘match’.
- Petscan, een programma voor eerstelijns dierenartsen in het land die diagnoses die zij tegenkomen in de praktijk kunnen registreren zodat deze kunnen worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek.
- Screening bij jonge pups op erfelijke aandoeningen
Ook maakte mevrouw Jaarsma met trots melding van de oprichting van Stichting Fair Dog, een platform voor eigenaren, fokkers en instellingen waar gezonde en sociale honden worden aangeboden, die verantwoord, duurzaam en diervriendelijk worden gefokt.
Hierna kwamen 2 sprekers aan het woord, Dr. Jeffrey de Gier, specialist voortplanting aan de Faculteit, over de (on)mogelijkheden van de voortplanting, gevolgd door Dr. Claudia Vinke, gedragsbioloog aan de Faculteit, over het belang van goede socialisatie. De heer de Gier vertelde in verband met de doelstelling Fit2breed over het toegenomen belang van Kunstmatige Inseminatie. Het zou kunnen dat bij een ‘ideale’ match de partners ver uit elkaar wonen en dat het sperma van de reu opgestuurd moet worden. Een juiste manier van versturen, bewaren en inbrengen van het sperma is dus heel belangrijk. Ter sprake kwam bijvoorbeeld dat het zaad meestal diepgevroren (-196 ℃ stikstof) wordt verstuurd en dat de kwaliteit van ingevroren zaad fors afneemt ten opzichte van vers of alleen gekoeld zaad. Daarom zou bij inseminatie de ingebrachte dosis hoger moeten zijn. Daarnaast is intra vaginale inbreng minder succesvol dan intra-uterine. Het chirurgisch inbrengen is in Nederland verboden en is ook niet significant beter. IVF wordt bij honden niet gedaan. De fertiliteitsbegeleiding moet altijd optimaal zijn. Het versturen van sperma is internationaal aan verschillende wettelijke eisen gebonden en dit kan van land tot land verschillen. Dr. De Gier geeft aan dat het een idee zou kunnen zijn om zaad van een reu op jongere leeftijd al te bewaren totdat hij zich ’bewezen’ heeft, bijvoorbeeld als werkhond of andere super kwaliteiten blijkt te hebben. Daarnaast kan de hond aan bepaalde ziekten lijden die zich pas later openbaren, en ook dat kan belangrijke informatie zijn. Daarnaast is vroeg bewaarde sperma van betere kwaliteit.
De volgende spreker mevrouw Vinke benoemt het belang van een goede socialisatie, als ‘de eerste klap die een daalder waard is’. Het gedrag van een hond wordt voor een deel erfelijk bepaald, maar de leefomgeving, externe factoren en de socialisatie zijn van zeer grote invloed. De meeste fokkers zullen bekend zijn met de indeling van de fases van socialisatie:
De neonatale fase (week 1-2), waarin het moederdier zeer belangrijk is en geur, tast en zicht zich ontwikkelen
De transitiefase (week 3), waarin het centraal zenuwstelsel rijpt, lopen en kwispelen zich ontwikkelt
De 1e socialisatiefase (4-12 weken) waarin de motoriek perfectioneert, imprinting en bewustwording van de andere roedeldieren optreedt
De 2e socialisatiefase (12 weken -6 maanden), waarin al het geleerde zich versterkt.
Het is duidelijk dat het moederdier een belangrijke rol speelt in de gedragsontwikkeling van de pup. Hoe meer moederzorg, hoe lager de stress responsiviteit in het volwassen leven van de pup. Zelfs de positie van de moeder tijdens het zogen is belangrijk. Een liggende zogende teef geeft meer rust en stressverlaging en een gelijkmatiger reactiviteit op latere leeftijd.
Als de pup te vroeg (jonger dan 6 weken) van de moeder wordt gescheiden, is de kans op ziekte en sterfte groter, evenals het risico op gedragsproblemen. Dit zien we vooral bij honden uit de commerciële handel uit het buitenland en bij zwerfhonden uit het buitenland, die een heel andere socialisatie op straat hebben gehad. Kortom, een slechte rugzak (slechte socialisatie) kan ook nog op latere leeftijd een grotere gevoeligheid voor trauma (bijvoorbeeld vuurwerk) geven en angst voor van alles. Dit veroorzaakt weer stress en dit maakt het dier meer gevoeliger voor ziektes.
Na de pauze was er een presentatie van enkele screenings naar aandoeningen die in onderzoek zijn in verband met erfelijkheid. Als eerste vertelde Dr. Hille Fieten over de levershunt screening. Een levershunt is een afwijkende bloedvat verbinding in de lever waardoor het bloed niet goed ontgift kan worden. De dieren worden sloom, groeien slecht en kunnen uiteindelijk heel ziek worden en dood gaan. De afwijking kan IN de lever zitten, de intrahepatische shunt, die met name voorkomt bij kleine hondenrassen, bijvoorbeeld de Cairn terrier. Ook kan de shunt BUITEN de lever om lopen, de extrahepatische shunt, die vooral bij grote rassen voorkomt, bijvoorbeeld de Ierse wolfshond. De screening wordt gedaan op de polikliniek hepatologie op een leeftijd van 6-8 weken, dus voordat ze naar de nieuwe eigenaar gaan. De honden hebben vaak nog geen (opvallende) symptomen en moeten nuchter zijn. Er wordt bloed afgenomen en ammoniak bepaald en ook wordt een echo gemaakt en onderzoek gedaan naar DNA mutaties. Een levershunt kan in sommige gevallen geopereerd worden.
De tweede spreker na de pauze was Dr. Victor Szatmari, veterinair cardioloog, die screenings doet naar aangeboren/erfelijke hartafwijkingen bij pups met een hartruis. Het grote probleem is dat te veel hartruisen vaak te laat gehoord worden. Het is heel belangrijk dat de pups bij het eerste dierenartsenbezoek voor de 1e enting, op 6 weken leeftijd, zeer nauwgezet beluisterd worden. Dit kan heel lastig zijn als de omgeving lawaaierig en onrustig is. Dan wordt de hartruis vaak gemist. Is er wel een hartruis te horen, dan moet de dierenarts besluiten of het ernstig is of niet. Zo ja, dan moet er verder onderzoek gedaan worden in de vorm van een echo, liefst door een specialist.
Het 2e moment dat de pup bij de dierenarts komt is meestal op 9 weken. Dan is hij al bij de nieuwe eigenaar. Als er dan een ruis gehoord wordt kan er een probleem voor eigenaar en fokker ontstaan,omdat het vaak onduidelijk blijft of het er op 6 wk ook al was. Dus….. voor dierenartsen is het heel belangrijk om altijd een pup goed te beluisteren en alles goed te administreren en goed te communiceren met de fokker. Voor de fokker is het belangrijk er op toe te zien dat bij een huisbezoek de pups goed beluisterd kunnen worden in rust en stilte. En dat de paspoortjes goed en nauwgezet worden ingevuld. Dat een pup geen klachten heeft en goed groeit, is GEEN garantie dat de hartruis onschuldig is. Het is bij twijfel verstandig om door te verwijzen naar de cardioloog en NIET af te wachten tot de volgende enting, 6 maanden leeftijd of tot er klinische klachten ontstaan.
De 3e puppyscreening wordt besproken door Drs. Else den Boer, onderzoeker bij het expertisecentrum, en gaat over slokdarmverlamming bij pups. Het onderzoek heeft tot nu toe aangetoond dat het een erfelijke aandoening is, dat het aanwezig is vanaf de geboorte, dat de slokdarm niet goed beweegt en coördineert, dat het voedsel langer dan normaal in de slokdarm blijft zitten en dat het in meer en minder ernstige vormen kan voorkomen. Klachten bij jonge pups zijn melk uit neus of bek en klokgeluiden. Ernstigere klachten zijn passief teruggeven van eten, hoesten tijdens het eten, verslikken met als gevolg longontsteking, diarree en speekselen. Het screenen van pups helpt het stellen van de diagnose voordat de pups naar de nieuwe eigenaar gaan en helpt ook met de selectie van de volgende generatie fokdieren. Deze slokdarmproblemen komen bij verschillende rassen voor en kunnen ook variëren in ernst. De screening bestaat onder andere uit algemeen onderzoek, röntgenonderzoek van nek en borstholte bij de nuchtere hond vanaf 6 weken leeftijd. Tegelijkertijd wordt stamboomonderzoek en DNA onderzoek gedaan, DNA wordt verzameld om uiteindelijk tot een DNA test te kunnen komen, wat het hoofddoel is van het onderzoek.
Dit was een summiere samenvatting van een avond waarin heel veel informatie in heel korte tijd over ons heen werd gestort. Als gezondheidscommissie lid van de VISJ constateer ik met mijn kennis dat er op dit moment geen aanwijzingen zijn dat een van de besproken afwijkingen een probleem is bij onze Italiaanse staande jachthonden. Maar het blijft opletten, want ons ras is klein in aantal en andere problemen kunnen zich zomaar voordoen. Daarom is het heel erg belangrijk dat wij als eigenaren en fokkers melding doen van aandoeningen die mogelijk een erfelijke basis hebben. Dat is voor ons een manier om een beeld te krijgen van wat er voorkomt en om het ras gezond te houden.
Geen reactie's